Amsterdammers zetten jaarlijks gemiddeld 78 kilo grofvuil per persoon aan de straat of brengen het naar een recyclepunt. Maar vanaf 2026 verdwijnt de vrije inzameling: bewoners moeten dan een afspraak maken of hun spullen zelf wegbrengen.
Deze fundamentele koerswijziging leidde tot voorspelbare headlines, zoals in De Telegraaf: “Autoluw Amsterdam wil dat bewoners grofvuil zelf wegbrengen… met de bakfiets.”
Wethouder Hester van Buren noemt het een noodzakelijke stap, maar uit de plannen blijkt weinig samenhang met de circulaire ambities van de stad. De Rekenkamer stelde al eerder vast dat het Amsterdamse grofvuilbeleid versnipperd is, zonder duidelijke doelen of kostenkaders. En dat terwijl bewoners dagelijks ruim 120 keer melding maken van overlast door grofvuil op straat. Onderzoek toont bovendien aan dat herbruikbare spullen, zoals koelkasten en meubels, nu te vaak onnodig in de verbrandingsoven belanden.
De aanpak kan slimmer. Denk aan inzet van Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV), waarbij producenten verantwoordelijk worden voor de afdankfase van hun producten. UPV stimuleert herbruikbaar ontwerp, financiert inzameling en biedt kansen voor lokale reparatie-initiatieven. Die is al voor matrassen, elektronica en textiel – waarom niet voor meubels en vloerbedekking?
Maar UPV alleen is niet genoeg. Circulaire ecosystemen vragen om nauwe samenwerking tussen gemeenten, producenten, logistieke partijen en bewoners. Niet alleen over inzameling, maar ook over retourlogistiek, data-uitwisseling en verdienmodellen. Geen standaardoplossingen, maar innovaties die lokaal getest worden en echt werken.
Kortom: alleen een bakfiets aanbieden en hopen dat bewoners het zelf oplossen, is te kort door de bocht. Maak van grofvuil een grondstof – en van beleid een gezamenlijke circulaire missie.
Walther Ploos van Amstel.